Pleuravochtdrainage

Sommige medicijnen kunnen het onderzoek beïnvloeden. Gebruikt u de bloedverdunnende middelen Sintrommitis, Marcoumar, Ascal of aspirine? Dan vraagt de longarts u eventueel tijdelijk te stoppen met het gebruik daarvan. U hoeft voor dit onderzoek niet nuchter te zijn. Indien nodig krijgt u vooraf een kalmerende of pijnstillende injectie.

Op de dag van het onderzoek meldt u zich bij de polikliniek Longgeneeskunde. U krijgt een operatiejasje aan. De verpleegkundige brengt u naar de behandelkamer van de longpolikliniek. U ligt hier op uw bed of op de onderzoekstafel. De verpleegkundige ontbloot uw bovenlichaam en legt een steriele doek over u heen. De longarts desinfecteert uw huid en geeft een injectie aan de zijkant van uw borstkas. Deze plaatselijke verdoving kan wat pijnlijk zijn. Vervolgens maakt de arts een klein sneetje van 2 tot 3 centimeter.

De longarts brengt nu een dunne slang (drain) in tussen de longvliezen. Deze steekt uit de zijkant van uw borstkas en wordt met een hechting vastgemaakt en rondom vastgeplakt. De drain is verbonden aan een opvangreservoir dat naast uw bed hangt. Hieraan zit een zuigpomp die steeds het pleuravocht wegzuigt. De long ontplooit zich hierdoor langzaam. Dit ontplooien kan gevoelig zijn en een hoestprikkel veroorzaken. U kunt hiervoor medicijnen krijgen. Bij veel pleuravocht wordt dit in etappes afgezogen. Tussendoor wordt de drain dan afgeklemd. Na de aanleg brengt de verpleegkundige u terug naar de verpleegafdeling. Er zijn geen risico's verbonden aan de ingreep maar deze kan wel belastend zijn. De longarts stuurt het vocht eventueel op voor onderzoek.

De longarts maakt regelmatig een longfoto om te zien of de drain goed zit en de long zich ontplooit. Dit gebeurt terwijl u in bed ligt. Na 3 tot 5 dagen bedrust bekijkt de longarts of de drain verwijderd kan worden. De pleuravochtdrainage vindt plaats totdat er geen pleuravocht meer afloopt. De totale duur hangt af van de uitslag van de ingreep en de snelheid van het ontplooien van de long. Afhankelijk hiervan is de ziekenhuisopname 5 tot 10 dagen.

Als de longfoto goed is en de vochtproductie minimaal, verwijdert de longarts de drain. De verpleegkundige maakt eerst de hechting los waarna de arts de drain verwijdert. Het insteekgaatje wordt stevig afgeplakt met gazen. Zalf (vaseline) zorgt ervoor dat het insteekgaatje afgesloten is. Het verband blijft 3 dagen zitten. Het insteekgaatje is dan dichtgegroeid. Het verband mag niet nat mag worden, u mag deze dagen niet douchen. Waarschuw een verpleegkundige als het verband loslaat.

Soms besluit de longarts uw longvliezen te plakken. U hoort voor deze ingreep van de arts of dit bij u nodig is. Er wordt dan via de drain een medicijn tussen uw longvliezen gespoten. Deze kleven hierdoor aan elkaar zodat er zich geen vocht meer kan ophopen. De ingreep kan pijnlijk zijn. U kunt hiervoor een pijnstiller krijgen. Na het inspuiten van het medicijn klemt de arts de drain twee uur af. Het medicijn kan nu zijn werk doen. Vervolgens verwijdert de arts de klemmen en zuigt eventueel vocht af. Het is mogelijk dat u na de ingreep gedurende korte tijd verhoging krijgt.

De pleuravochtdrainage vindt plaats totdat er geen pleuravocht meer afloopt. De totale duur hangt af van de uitslag van de ingreep en de snelheid van het ontplooien van de long. Afhankelijk hiervan is de ziekenhuisopname 5 tot 10 dagen.

De longarts bespreekt tijdens uw verblijf in het ziekenhuis de resultaten van de ingreep met u. In overleg met de arts mag u, als u hiermee gestopt was, uw medicijnen weer gebruiken.