Medicijnen
Soms krijgt u voor de operatie een voorbehandeling van het slijmvlies met anti-hormonen. Deze doen de situatie van de periode na de laatste menstruatie na. De eierstokken maken tijdelijk geen hormonen meer aan. Hierdoor wordt het baarmoederslijmvlies dunner en is de behandeling makkelijker.
De medicijnen kunnen bijwerkingen hebben, zoals opvliegers en (vooral 's nachts) transpireren. Ook kan de vagina droger aanvoelen. Na de operatie stopt u met de medicijnen. De werking van de eierstokken wordt normaal en de bijwerkingen verdwijnen. Ook krijgt u weer maandelijkse bloedingen. Als hevig bloedverlies de reden voor de operatie was, dan zal dit na de ingreep minder hevig zijn. Na behandeling van het baarmoederslijmvlies blijft de menstruatie soms helemaal weg.
Planning
De hysteroscopische operatie gebeurt bij voorkeur niet tijdens de menstruatie. Bij abnormaal bloedverlies treedt tijdens de ingreep vaak bloedverlies op. Dit is geen probleem. Heeft u een kinderwens, dan vindt de ingreep bij voorkeur in de eerste helft van de cyclus plaats. Dit is vóór de eisprong. Er is dan nog geen bevruchte eicel aanwezig die zich kan innestelen. Tijdens zwangerschap vindt de behandeling niet plaats.
Direct een laparoscopie
Bij grotere hysteroscopische operaties bekijkt de gynaecoloog soms de buikholte met een laparoscoop (kijkbuis). De gynaecoloog controleert of bij het gebruik van de hysteroscoop geen gaatje in de wand van de baarmoeder ontstaat. U hoort vooraf of de laparoscopie gepland wordt. Het kan zijn dat tijdens de operatie blijkt dat een laparoscopie nodig is.
Ruggenprik of narcose?
De behandelings-hysteroscopie gebeurt onder narcose of spinale of epidurale anesthesie (ruggenprik). Bij deze laatste 2 vormen van verdoving bent u wakker en kunt u de operatie via een scherm volgen. Uw gynaecoloog adviseert u bij de keuze. Als u ook een laparoscopie krijgt, gaat u volledig onder narcose.
Preoperatief spreekuur bij de anesthesist
Bij een ruggenprik en narcose testen we vooraf uw gezondheid. De anesthesist stelt enkele vragen. Soms vindt bloedonderzoek of een lichamelijk onderzoek plaats. Ook aanvullend onderzoek kan nodig zijn, zoals een ECG (hartfilmpje).